Ze dachten: “Waarom zouden we wachten?” Nu zeggen ze: “Was ik maar langer blijven LAT-ten.”
Het was zo’n avond waarop alles klopte.
De kinderen waren op tijd in bed. Kaarsjes aan, een glas wijn in hun hand.
Zij nestelde zich tegen hem aan. Hij streek een pluk haar achter haar oor.
“Ik vind het zó fijn met jou,” zei hij.
“Misschien moeten we het gewoon doen.”
Binnen 6 maanden besloten ze samen te gaan wonen.
Verliefd en vastbesloten
Het voelde als een logisch vervolg op hun liefde.
Ze kenden elkaar nu bijna een half jaar. De weekenden waren gevuld met uitstapjes met de kinderen, avonden vol gesprekken en een toekomst die ze steeds vaker hardop uitspraken.
Hij zei: “Waarom zouden we twee huizen betalen?”
Zij zei: “We zijn toch al praktisch samen.”
De kinderen zeiden niet veel.
En dat was precies wat ze misten.
De eerste barstjes
In het begin leek het een goed idee.
Tot de routines veranderden. De slaapkamerindeling. De ochtenddrukte.
Zijn zoon weigerde haar aan te kijken bij het ontbijt.
Haar dochter trok zich terug op haar kamer en huilde steeds vaker.
Zij voelde zich steeds onzekerder in het huis dat niet meer echt het hare was.
Hij begreep haar frustraties niet, want “het zou toch leuk zijn, samen?”
Ze kwamen bij mij toen ze 5 maanden samenwoonden.
Moe, gespannen, zoekend.
“We waren zo verliefd…”
Wat ik hen vertelde, was iets waar ze stil van werden.
Ik legde uit dat in de eerste 12 tot 18 maanden van een nieuwe relatie je brein overspoeld wordt door stoffen als dopamine, oxytocine en serotonine. Die maken je zachter, hoopvoller, maar ook… minder kritisch.
Je idealiseert de ander.
Je overziet de lange termijn minder goed.
Je wilt verbinden, niet verdiepen.
En juist in die fase nemen mensen de grootste beslissingen: samenwonen, verhuizen, samengestelde gezinnen vormen.
Maar hun brein zegt: “Verbinding!”
En hun realiteit schreeuwt: “Wacht.”
En de kinderen?
Zij waren niet verliefd.
Zij waren nog aan het verwerken wat ze hadden verloren.
Hun veilige plek, hun bekende ritmes, de aandacht van hun ouder ineens alles anders.
Zonder tijd.
Zonder echte voorbereiding.
Zonder hun stem mee te nemen in het besluit.
“We hebben onze kinderen overvraagd”
Dat was de zin die ze uiteindelijk zelf uitspraken.
En dat raakte. Want ze bedoelden het goed.
Ze waren niet roekeloos of naïef. Ze waren hoopvol.
Wat we samen zijn gaan doen in de begeleiding, is vertragen.
Niet in tijd, die trein reed al.
Maar in houding.
In aandacht.
In afstemmen.
Ze zijn één dag per week bewust met hun eigen kinderen op pad gegaan.
Ze hebben opnieuw gekeken naar de indeling van het huis: wie heeft privacy, wie bepaalt mee over regels?
Ze leerden om kleine signalen van overprikkeling te herkennen.
En vooral: om niet te forceren. Ook geen harmonie.
En nu?
Ze wonen nog steeds samen.
Maar ze weten nu: dit was niet de ideale start.
“Als we het over mochten doen,” zei zij, “dan was ik langer blijven LAT-ten.”
“Dan had ik mijn dochter meer tijd gegeven om weer een beetje te landen. En mezelf ook.”
Dat is geen falen.
Dat is volwassen worden in je liefde.
Dat is opvoeden als bonusouder én als partner.
Wat ik je wil zeggen?
Verliefdheid is prachtig.
Maar verliefdheid is géén bouwplan voor een complex systeem als een samengesteld gezin.
Dus als je nu middenin de roze wolk zit en je voelt het verlangen om te versnellen?
Leg het dan eens naast deze vraag:
Hebben wij samen al genoeg stevigheid om ook het ongemak te dragen?
En: zijn onze kinderen daar ook al klaar voor?
Als je daar twijfelt, dan is dat niet koud of rationeel.
Dat is liefde met ruggengraat.
Wil je hierover in gesprek? Loop je zelf ergens in vast of twijfel je wat wijsheid is in jouw situatie?
Stuur ons een bericht via de WhatsApp-button, we denken graag mee!
Je hoeft het niet alleen te doen. En zij ook niet.